Van de week zag ik een stukje in de krant en ik dacht yeah, een goed nieuws bericht. In de dagen erna zag ik dat mensen het lacherig deelden: bitterbal is splijtzwam, haha, wat een sukkels in die gemeenteraad, kom niet aan mijn bitterbal…En ik dacht jammer.
De commotie is kenmerkend voor de discussie rondom vleesloos eten. Kijk, er is al ruimschoots en overtuigend aangetoond dat wij ons prima volledig plantaardig kunnen voeden. En mocht je de wetenschap ondertussen ondertussen aan de kant hebben geschoven als ‘ook maar een mening’ dan nog kun je niet volhouden dat de arme VVD-ers van hun graat zullen vallen als ze geen bitterbal mogen nuttigen in het stadhuis. Dan nemen ze toch een bloederig lapje van het een of ander als ze weer thuis zijn?
Het gaat dus dieper. Vlees eten raakt aan onze identiteit. Ik eet dus ik ben. Het ego is blijkbaar zo fragiel dat een aanval op ons dieet voelt als een aanval op onszelf. Dat is geen veroordeling, dat is een constatering. Rookworst van de Hema, spekjes in de boerenkool, het plakje leverworst bij de slager, en de Kerstuitgave van de Allerhande vol wildgebraad, het zit in ons collectieve geheugen ingebakken, letterlijk.
Toch zou vegetarisch eten zo maar eens het redmiddel voor onze wereld kunnen zijn, de milieuwinst is evident, eiwitten eten via de omweg van een dier is..nou ja een behoorlijk energie, water en landverslindende omweg. Daarnaast zou het zomaar ook wel eens de redding van onze menselijkheid kunnen zijn. Als wij onze empathische kant zouden kunnen terugvinden die we al een paar eeuwen onder vooruitgangsgericht rationalisme hebben verstopt dan zouden we zien dat wij gevoelsdieren zijn en dat andere dieren ook gevoel hebben. En als je erkent dat een ander gevoelens heeft die op die van jou lijken, geluk, plezier, tevredenheid, verdriet en pijn dan is het een stuk makkelijker om een beetje rekening met elkaar te houden of om te beslissen dat je die ander niet hoeft ‘op te eten’ voor jouw eigen geluk. Letterlijk en figuurlijk.
Die discussie dus, over vegetarische hapjes in de gemeenteraad. De tegenpartij, die graag bitterballen bliefde zei, ‘wat je eet is een persoonlijke keuze daar gaat de politiek niet over’. En dat is natuurlijk flauwekul. De politiek bepaalt allang wat wij eten. Omdat de politiek het goed vindt dat wij overspoeld worden met reclame die inwerkt op ons onderbewuste, voeden wij ons al jaren met pizza’s vol zout, cola vol suiker en met hamburgers en frieten die druipen van het vet. Er is door de overheid in ellenlange lijsten vastgelegd wat wel of niet toegestaan is in ons eten en omdat het in E-nummers verstopt zit zijn weet geen kip meer wat hij eigenlijk eet. Door landbouwsubsidies te geven aan boeren zitten wij hier met een overschot aan plofkippenvlees dat daarom, hoera, voor een habbekrats in de supermarkten ligt en dus gretig gegeten wordt door Jan en Jans onder-modaal. Een politicus die schreeuwt dat hij recht heeft op een bitterbal beïnvloedt de opinie van het volk. En als ik als vegetariër naar de nieuwjaarsreceptie van mijn burgemeester ga, sta ik op een houtje te bijten omdat er alleen maar schalen met bitterballen en kipnuggets langskomen. Vrije keuze? Ammehoela!
Toch vond ik het een goed nieuws bericht, want het voeren van een gesprek over onze voeding is wezenlijk. Die discussie ridiculiseren of afdoen als triviaal versluiert al die sentimenten die wij hebben over ons eten. Het verbergt al die verborgen aannames die er zijn over de vrije wil van de consument. We moeten een eerlijk gesprek kunnen voeren, empathisch én rationeel. Snappen waarom de ander moeite heeft met bepaalde keuzes. Het grote belang naast het persoonlijke durven leggen en soms beslissingen nemen die we niet direct prettig vinden maar die wel goed zijn. Dat is politiek bedrijven, die maakt keuzes námens de burger en vóór de mensheid. Dus hup gemeenteraad, voer dat gesprek en hup mensen, maak daar nou eens geen rellerig stukje van!
Bitterbalspijtzwam, bitterbalspijtzwam…. hmm, dat klinkt eigenlijk als een prima vegetarisch borrelgarnituurtje.

Ode to your fried potatoes, such a comfort on cold and boring days. Danielle Spoelman 2017