Mijn afgelopen jaar leek vooral in het teken te staan van een eerlijke beloning voor kunstenaars. Op Facebook, op mijn blog, op twitter en in persoonlijke gesprekken ging het er vaak over. Kunstenaarschap is een belangrijk beroep dat financieel rendabel zou moeten kunnen zijn. Dus kwamen er een manifest, stellingen en flinke uitspraken over en weer. Mooi om te zien dat het leefde, we voelden ons gesterkt en we hadden het idee dat we wat zouden kunnen veranderen. We werden Kunstenaars met Lef. Het belang van de kunst werd benoemd, en we wilden wat centen kunnen tellen. We waren ’noemers’. We hadden iets te vertellen, het werd gehoord, gedeeld en gedragen en dat was mooi. We wilden ook tellers zijn, de kas gespekt.
Maar ik zou geen goede kunstenaar zijn als ik bij zoveel eensgezindheid geen kriebels zou gaan voelen. Want ben ik niet te zelfgenoegzaam, maak ik gewoon geen flauwekul en vooral, laat ik me niet in de luren leggen door de van boven opgelegde economische druk? Als ik teveel nadenk over wat ik wil verdienen, denk ik dan nog wel na over wát ik wil verkopen?
Ik heb veel gelezen het afgelopen jaar. Heb de lekkere romans en de literatuur even aan de kant geschoven en heb me gestort op filosofie, maatschappij, ethiek. Ik ben nog lang niet uitgelezen, ik weet nog maar zo weinig maar wat ik wel steeds meer weet is dat ik behalve een ‘noemer’ óver de kunst ook meer een ‘noemer’ ín mijn kunst wil zijn. Mijn werk gaat over zelfbewustzijn, het bewuste en het onderbewuste, wakker en slapen, zijn en even-niet-zijn. Het is een onderzoek naar universele, maar individuele drijfveren. Het is een onderzoek dat naar binnen gericht is omdat ik denk dat ieder mens een wereld op zich is, die zelf moet bepalen waar hij staat. Dat vraagt om een kritische houding ten opzichte van jezelf, wie ben je, waarom handel je zoals je doet, en is dat in overeenstemming met je eigen ethiek?
En hoewel ik vind dat je ook mild moet zijn, een beetje zacht bij het scherp, wat slaap naast al dat wakker, vind ik ook dat we wel wat opgepord mogen worden. Dat ik mezelf wel wat mag opporren.
De wereld om ons heen is op dit moment nogal verwarrend. Er is rumoer, terreur en angst, veel onwetendheid, grote stelligheid naast even grote domheid. Veel mensen op drift, vluchtelingen, woede, kleinheid en grenzen. Er wordt veel geloofd en weinig nagedacht. Veel meningen die de mijne niet zijn, geloven, leefwijzen, gevoelens, uitspraken en nog meer meningen. En mijn onderzoek naar het bewustzijn voldoet niet meer. Het is te klein geworden. Het is niet meer genoeg om werk te maken dat mensen oproept naar de binnenkant van hun eigen hart, hoofd en handen te kijken. Want een gemeenschap is meer dan al die losse mensen. Één plus één is veel meer dan twee. Een vriendengroep, een stad, een land is veel meer dan al die losse gedachten en gevoelens bij elkaar. Het bevreemdt mij dat ik daar zo weinig van begrijp, ik snap een beetje van mezelf, maar ik snap geen donder van de ander. ‘Ik en jij’ daarin ligt al een wereld van verschil, we kunnen met elkaar praten en dan snappen we elkaar een beetje beter. Maar ‘wij en zij’, we komen elkaar niet eens tegen, laat staan dat we met elkaar praten. We praten anders, we leven elders, zij geloven in meer, wij leven tot aan de dood, zij zijn woedend, wij machteloos. De ene wij is de andere niet, tot welke wij behoor ik, tot welke jij? De vluchtelingen en de PVV-ers, de intellectuelen en de Tokkies, rechtse rakkers en socialisten, consumenten en geiten wollen sokken, denkers en doeners, milieu-freaks en ontkenners, IS-ers, gelovigen en atheïsten. Zoveel groepen, zoveel mensen, zoveel verbanden. Ik kan onderzoeken waar jij anders bent dan ik en waarom, dat kan, dat wil ik ook en misschien ga ik je beter begrijpen. Maar ik wil vooral ook onderzoeken waar jij hetzelfde bent als ik, wat delen wij. Wat verenigt ons? En dan gaat het over delen. Waar komen wij elkaar wel tegen en wat kan ik doen om jou tegemoet te komen. En kom jij dan een beetje dichter bij mij? Hoe worden, jij en ik, wij en zij, delers?
Dat is waar ik mij het komend jaar op wil richten. Ik wil nog steeds een Kunstenaar met Lef zijn. Het manifest staat nog als een huis. Kunstenaars verdienen een redelijke beloning. Maar deze kunstenaar gaat ook op zoek naar een ander soort lef en op zoek naar een andere beloning. Geen teller maar een deler. Ik wil ontmoeten en verbinden, me uitspreken én luisteren, noemen én delen. Geld gaat over schuld, delen is een gift. De beloning ligt in de groei van de gemeenschappelijke deler. (1/1>2)
En al verdien ik misschien geen cent het komende jaar, ik verwacht flink te groeien…