Beste minister-president, beste Mark,
U schreef een brief aan alle Nederlanders, daar ben ik er een van, daarom leek het mij wel zo aardig om een brief terug te schrijven. Beste Mark, tenminste ik denk dat ik u Mark moet noemen, want u heeft het in uw brief alsmaar over wij en ons, alsof wij goede vrienden zijn, die hetzelfde vinden en voelen. Wij, u en ik, wij de normalen.
En het klopt, ik ben ontzettend normaal, ik kruip niet voor in de rij bij de kassa, deel zelfs mijn servieszegeltjes met de mevrouw achter me die ze wel spaart, ik rij keurig 30 op die godvergeten Horstlindelaan hoewel die ontworpen is om er met minstens 60 kilometer per uur doorheen te sjezen. Ik vind korte rokjes prima, hoewel liever niet aan mijn eigen benen, maar aan andermans dunne, dikke of zelfs lelijke benen vind ik het prima. Ik houd heel veel van homo’s en vooral veel van mijn zus en ik blijf van hulpverleners af, behalve dat ik natuurlijk wel even aan ze kom als ik ze netjes een hand geef. Heel normaal vind ik dat.
Normaal, als je dat woord zo’n tien keer zegt voelt het in je mond alsof je net een glas melk hebt gedronken. Heerlijk fris en gezond als je het naar binnen klokt maar daarna houd je een viezige, zure bek over. Ook heel normaal trouwens, netjes je melk opdrinken, ook als je het niet lust, als het uit een lauw pakje komt, keurig geleerd op school.
U weet ontzettend goed wat normaal is en wat niet, gelukkig maar, u bent tenslotte onze minister-president. Het hoofd van de regering, die netjes in wetten en regels vastlegt wat normaal is en wanneer je een bekeuring krijgt. Dat u en ik hetzelfde ongeveer normaal vinden is niet zo gek want u bent een blanke mijnheer die in een goed, warm nest in ons prachtige Nederland geboren is. En ik ben dan weliswaar een mevrouw maar de rest is hetzelfde en voor mij is het dus best makkelijk om me aan al die regeltjes te conformeren, zelfs op de Horstlindelaan.
Maar beste minister-president, ik geloof dat ik u toch liever geen Mark noem, ik denk dat wij geen vrienden zijn. Wij zijn geen wij. We wonen wel samen in hetzelfde land, maar we zijn niet hetzelfde. Ik voel geen groeiend ongemak, ik hoor er wel erg veel over. Ik heb ook niet het gevoel dat mén zich steeds asosialer lijkt te gedragen, ik heb wel het gevoel dat ú zich steeds minder sociaal lijkt te gaan gedragen. Pleurt op, rot op, ga weg…
Stel je voor dat ik elke keer tegen mijn pubers zou zeggen dat ze maar moeten vertrekken als ze zich niet normaal gedragen dan was het huis al jaren geleden leeg geweest en trouwens, dan had ik er waarschijnlijk zelf ook al lang niet meer gewoond. We hebben wel af en toe een goed gesprek en ik leg dan uit waarom ik het gezelliger vind als we een beetje aardig doen tegen elkaar en dat het niet eerlijk is dat ik al hun zooi moet opruimen. Ik geef ze een goed en warm nest waarin ze fouten kunnen maken en waarin ze van mij kunnen leren maar waarin ik ook van hen leer. Zolang hun troep op hun eigen kamers ligt dan hoef ik me daar toch niet aan te ergeren?
U schrijft mensen af, mensen die hier nieuw binnen komen en mensen die misschien niet in zo’n goed en warm nest geboren zijn, die uit een land vol ellende komen en die andere dingen normaal vinden. Ik wil niet tegen mensen zeggen: ‘Rot op, ga weg, pleurt op’
Ik wil tegen mensen zeggen, wees welkom. Rust wat uit, vertel me je verhaal. Ik wil vragen: ‘Wie ben jij, waar houd je van en wat vind jij normaal en waarom?’ En ik wil ze graag vertellen wat ik mooi en normaal vind en dan mogen ze mij ook vragen waarom ik dat vind. Misschien leren ze iets van mij, iets nieuws, iets moois, iets anders en misschien leer ik ook van hen. Ik denk dat dat kan.
Wat normaal is, verandert. 50 Jaar geleden moest mijn moeder stoppen met werken toen ze trouwde, die korte rokjes waren niet altijd al prima en 35 jaar geleden kwam mijn zus uit de kast in een vrij achterlijk land. Nederland is gelukkig veranderd en wij zijn veranderd, wij leren en we groeien, samen en naar elkaar toe.
Als ons land zo mooi en prachtig en gaaf is als u zegt mijnheer de minister-president dan zou dat de béste reden zijn om alles te willen te doen wat u zo normaal vindt. Als iets prachtig en goed is, dan is dat aanstekelijk, dan daar wil je erbij horen, dat wil je dat ook normaal vinden. Wij leren het best in een warm en goed nest.
U zegt in uw brief, dat er iets aan de hand is met ons land. Dat klopt wel, dit is er aan de hand: ons land is een koud en armzalig nest geworden waar mensen niet bij mogen horen en ook niet bij wíllen horen. U bent al een tijdje de minister-president van dit land en het is u niet gelukt er een goed en warm nest van te maken.
Misschien wordt het eens tijd om toe te geven dat dát niet normaal is!
Groet,
Danielle Spoelman.
‘Sleeping in tender woods’
Serie ‘Queen of my Hearts’
Danielle Spoelman
35x27cm
potlood en inkt op papier
Wil je mij ondersteunen zodat ik nog meer mooie columns kan schrijven en kunst kan blijven maken dan kun je ‘een kopje koffie voor me kopen
.